Return to Video

pH en pOH van sterke zuren en basen

  • 0:00 - 0:00
    .
  • 0:00 - 0:04
    We weten dat als we water met rust laten zoals het is...
  • 0:04 - 0:08
    dat het in evenwicht is met
  • 0:08 - 0:10
    de zelfgeioniseerde versie van zichzelf.
  • 0:10 - 0:13
    Dus een beetje van dit zal veranderen in waterstof ionen,
  • 0:13 - 0:16
    en we weten dat het eigenlijk de vorm van een hydronium aanneemt.
  • 0:16 - 0:18
    Dat deze zich aan een ander watermolecuul vastbindt.
  • 0:18 - 0:21
    En het kan dus H3O zijn, maar we schrijven het gewoon
  • 0:21 - 0:23
    als een waterstof ion.
  • 0:23 - 0:26
    Dit is dus eigenlijk een vrij drijvend proton.
  • 0:26 - 0:29
    Plus nog een hydroxide ion
  • 0:29 - 0:34
    En we weten ook dat dit een evenwichtsstaat is bij
  • 0:34 - 0:36
    25 graden Celsius.
  • 0:36 - 0:39
    En onthoud, evenwichtconstantes en evenwichtsreacties
  • 0:39 - 0:42
    zijn alleen afhankelijk van de temperatuur.
  • 0:42 - 0:43
    Niets van iets anders.
  • 0:43 - 0:46
    Voor een gegeven molecuul, natuurlijk.
  • 0:46 - 0:48
    Dus het is 25 graden Celsius.
  • 0:48 - 0:51
    En we weten ook dat, dit hebben we twee video's geleden ook al gedaan,
  • 0:51 - 0:54
    de evenwichtsconstante gelijk is aan
  • 0:54 - 1:01
    de concentratie van de producten gedeeld door de concentratie
  • 1:01 - 1:03
    van de reactanten.
  • 1:03 - 1:05
    Maar het reactant in dit geval is gewoon water.
  • 1:05 - 1:06
    Dat is dus eigenlijk het oplosmiddel.
  • 1:06 - 1:09
    En het reactant is dus overal.
  • 1:09 - 1:11
    Dus als je terug gaat naar intuitie voorbeeld,
  • 1:11 - 1:13
    de kans om het te vinden is gelijk aan 1.
  • 1:13 - 1:17
    Dus het is gewoon altijd aanwezig, dus je rekent het niet mee.
  • 1:17 - 1:19
    Dus je kan gewoon zeggen gedeeld door 1 en dit is
  • 1:19 - 1:23
    gelijk aan de evenwichtsconstante van water.
  • 1:23 - 1:27
    We hebben geleerd dat die gelijk is aan 10 tot de macht min 14.
  • 1:27 - 1:32
    Omdat water vanuit zichzelf een waterstof concentratie heeft
  • 1:32 - 1:37
    van 10 tot de macht min 7 en een hydroxide concentratie
  • 1:37 - 1:38
    van 10 tot de macht min 7.
  • 1:38 - 1:41
    Dus als je de log van alles neemt...
  • 1:41 - 1:46
    Neem de pKw...
  • 1:46 - 1:47
    Wat was dat?
  • 1:47 - 1:49
    Als je de letter p voor zoiets zet, betekent het
  • 1:49 - 1:51
    dat je de negatieve log van hetzelfde neemt.
  • 1:51 - 1:54
    Dus de negatieve log van 10 tot de macht min 14: de log met grondtal tien
  • 1:54 - 1:57
    van tien tot de macht min 14 is gelijk aan min 14.
  • 1:57 - 1:59
    Dus de negatieve log is 14.
  • 1:59 - 2:07
    Dus de pKw is 14 en dat is gelijk aan: als ik de negatieve log neem
  • 2:07 - 2:10
    van deze rechterkant hier...
  • 2:10 - 2:12
    Dit is dus de eigenschap van een logaritme.
  • 2:12 - 2:15
    Dit is meer wiskunde dan scheikunde.
  • 2:15 - 2:23
    Dus de log van H+ keer OH, de hydroxide concentratie.
  • 2:23 - 2:25
    Dat is hetzelfde, gebruik gewoon de logaritmische eigenschappen.
  • 2:25 - 2:32
    Dat is hetzelfde als de negatieve log van H+ plus
  • 2:32 - 2:40
    de negatieve log van OH min.
  • 2:40 - 2:41
    En wat is dit?
  • 2:41 - 2:48
    Nou, dit is dus de pH, wat gelijk is aan
  • 2:48 - 2:49
    de negatieve log.
  • 2:49 - 2:52
    Dit is 10 tot de macht min 7, toch?
  • 2:52 - 2:54
    10 tot de macht min 7.
  • 2:54 - 2:55
    De log van dat is min 7.
  • 2:55 - 2:56
    Je hebt nog de min ervoor staan.
  • 2:56 - 2:59
    Dus de pH is gelijk aan min 7.
  • 2:59 - 3:01
    En wat is dit?
  • 3:01 - 3:02
    Deze hier?
  • 3:02 - 3:05
    Dit is onze pOH.
  • 3:05 - 3:08
    de negatieve log van de hydroxide concentratie.
  • 3:08 - 3:12
    En natuurlijk, die was ook 10 tot de macht min 7.
  • 3:12 - 3:16
    En dus is onze pOH gelijk aan de log daarvan, dat is min 7.
  • 3:16 - 3:17
    En weer met een min ervoor.
  • 3:17 - 3:19
    Dit is gelijk aan 7.
  • 3:19 - 3:24
    Dus krijg je hier deze formule van de pKw,
  • 3:24 - 3:28
    ofwel de negatieve log van de evenwichtsconstante van water,
  • 3:28 - 3:41
    pKw is gelijk aan de pH van water plus de pOH van water.
  • 3:41 - 3:43
    En dit, bij 25 graden Celsius, is het element
  • 3:43 - 3:45
    wat constant zal blijven want nu gaan we beginnen
  • 3:45 - 3:47
    dit door elkaar te gooien door zuur en base
  • 3:47 - 3:49
    in het water te doen.
  • 3:49 - 3:55
    Dit getal zal altijd 14 zijn bij 25 graden Celsius.
  • 3:55 - 3:57
    Onthoud: zolang je de temperatuur constant houd
  • 3:57 - 4:01
    en je niet teveel verandert aan het molecuul zelf,
  • 4:01 - 4:03
    blijft je evenwichtsconstante altijd constant.
  • 4:03 - 4:04
    Daarom wordt het een constante genoemd.
  • 4:04 - 4:08
    Nu we dit gehad hebben, gaan we nu kijken
  • 4:08 - 4:13
    wat er gebeurt als ik wat zuur erbij doe. Laten we zeggen dat ik
  • 4:13 - 4:15
    zoutzuur heb.
  • 4:15 - 4:18
    .
  • 4:18 - 4:21
    Ik zal wat creatievere kleuren gebruiken.
  • 4:21 - 4:23
    Dus ik heb wat zoutzuur.
  • 4:23 - 4:26
    Dat is in een waterige oplossing.
  • 4:26 - 4:32
    We weten dat het volledig uit elkaar valt, wat betekent dat wij
  • 4:32 - 4:39
    alleen nog waterstof ionen hebben, welke natuurlijk
  • 4:39 - 4:42
    in het echt zich bindt aan een ander watermolecuul
  • 4:42 - 4:44
    en dan een hydronium wordt.
  • 4:44 - 4:51
    Plus een chloride ion, een negatief ion.
  • 4:51 - 4:53
    Hierzo
  • 4:53 - 5:09
    En laten we zeggen dat ik dit doe met 1 molair, ofwel
  • 5:09 - 5:12
    zoals men het schrijft als 1 met een hoofdletter M erbij,
  • 5:12 - 5:13
    1M zoutzuur
  • 5:13 - 5:15
    Dus wat doe ik nu precies?
  • 5:15 - 5:18
    Ik neem 1 molair zoutzuur, wat letterlijk betekent
  • 5:18 - 5:26
    dat ik 1 mol HCl per liter neem
  • 5:26 - 5:28
    van onze gehele oplossing.
  • 5:28 - 5:29
    Welke vooral bestaat uit water.
  • 5:29 - 5:30
    Het is een waterige oplossing.
  • 5:30 - 5:33
    Per liter water, toch?
  • 5:33 - 5:36
    Dus wat wordt mijn concentratie van deze dingen
  • 5:36 - 5:37
    die hier staan?
  • 5:37 - 5:39
    Of in het bijzonder, wat wordt de concentratie
  • 5:39 - 5:41
    van deze H?
  • 5:41 - 5:46
    Nu, dit is compleet uiteengevallen, toch?
  • 5:46 - 5:49
    Dus dit allemaal is geen evenwichtsreactie.
  • 5:49 - 5:49
    Onthoud dat.
  • 5:49 - 5:52
    Ik heb slechts een pijl naar rechts toe getekend.
  • 5:52 - 5:54
    Er is niet eenzelfde pijl naar links toe.
  • 5:54 - 5:57
    Dit is een sterk zoutzuur.
  • 5:57 - 6:01
    Dus als je één molair van dit in een waterige oplossing doet,
  • 6:01 - 6:03
    zul je hier niets van zien.
  • 6:03 - 6:04
    Dit is het enige wat je zult zien.
  • 6:04 - 6:11
    Dus hier heb je dan de waterstof concentratie
  • 6:11 - 6:16
    in de waterige oplossing die gelijk is aan 1 molair.
  • 6:16 - 6:19
    En er is ook 1 molair aan chloride anionen,
  • 6:19 - 6:22
    maar dat is niet belangrijk.
  • 6:22 - 6:24
    Als ik het nog neit gezegd heb: het zou leuk zijn om te berekenen
  • 6:24 - 6:27
    wat de pH van deze oplossing is.
  • 6:27 - 6:29
    Nu heb ik er zoutzuur in gegooid.
  • 6:29 - 6:32
    De pH is dus gewoon de concentratie van waterstof.
  • 6:32 - 6:36
    .
  • 6:36 - 6:38
    En we hebben de waterstofconcentratie al.
  • 6:38 - 6:42
    Die is 1 molair ofwel 1 mol per liter oplossing.
  • 6:42 - 6:53
    Dus de pH is dan gelijk aan de negatieve log
  • 6:53 - 6:54
    van onze waterstof concentratie.
  • 6:54 - 6:56
    Ook wel 1.
  • 6:56 - 6:59
    10 tot de macht wat welk getal is gelijk aan 1?
  • 6:59 - 7:01
    Nou, elk getal tot de macht 0 is gelijk aan 1,
  • 7:01 - 7:02
    inclusief 10.
  • 7:02 - 7:05
    Dus dit is gelijk aan minus 0, dat is gewoon 0.
  • 7:05 - 7:07
    Dus je pH is nul.
  • 7:07 - 7:15
    Dus als je 1 molair zoutzuur hebt,
  • 7:15 - 7:19
    en je gooit het in een waterige oplossing.
  • 7:19 - 7:21
    Wel, ik neem aan dat je zegt dat je het in een oplossing doet
  • 7:21 - 7:23
    als ik jou zeg dat het 1 molair is.
  • 7:23 - 7:26
    Dus als je een concentratie hebt van 1 mol per liter van je oplossing ,
  • 7:26 - 7:31
    waar water het oplosmiddel is, dan resulteert dat
  • 7:31 - 7:33
    in een pH van 0.
  • 7:33 - 7:35
    Een pH van 0.
  • 7:35 - 7:38
    .
  • 7:38 - 7:43
    Dus de pH van water zonder een zuur erin,
  • 7:43 - 7:44
    dat was gelijk aan 7.
  • 7:44 - 7:49
    En dat wordt beschouwd als pH neutraal.
  • 7:49 - 7:54
    Nu weten we dat als je een waterige oplossing hebt
  • 7:54 - 7:59
    met 1 molair zoutzuur, dan kunnen we zeggen, en ik zal het
  • 7:59 - 8:07
    in rood schrijven, dat de pH van HCl in water gelijk is aan nul.
  • 8:07 - 8:11
    Dus blijkbaar is de een lage pH gelijk aan meer zuur.
  • 8:11 - 8:14
    En dit hebben we al gehad in vorige video's.
  • 8:14 - 8:18
    Laten we nu dan berekenen wat de pOH van zoutzuur is.
  • 8:18 - 8:24
    De pOH van zoutzuur in een waterige oplossing.
  • 8:24 - 8:28
    Hier komt Le Chatelier's Principe weer terug, zie je?
  • 8:28 - 8:29
    Als je terug gaat naar wat we eerder hebben gezegd.
  • 8:29 - 8:32
    .
  • 8:32 - 8:34
    Dit is gewoon puur water.
  • 8:34 - 8:37
    Als we 1 molair zoutzuur hierin hebben gegooid,
  • 8:37 - 8:46
    gooien we eigenlijk een enorme hoeveelheid waterstof protonen
  • 8:46 - 8:46
    in de oplossing.
  • 8:46 - 8:50
    We maken de concentratie hiervan dus flink hoger.
  • 8:50 - 8:52
    En Le Chatelier's Principe zegt dan: dat betekent dat
  • 8:52 - 8:55
    veel van dit gebruikt wordt en dat de reactie dan
  • 8:55 - 8:56
    deze kant op zal gaan.
  • 8:56 - 8:59
    De evenwichtreactie zal die richting op gaan.
  • 8:59 - 9:00
    Maar onthoud:
  • 9:00 - 9:03
    Water vanuit zichzelf had een concentratie van 10 tot de macht min 7.
  • 9:03 - 9:10
    Wij gooien er een miljoen bij, en ik bedoel
  • 9:10 - 9:13
    één tien miljoende mol per liter.
  • 9:13 - 9:17
    Nu gooien we het erbij. Wat was het ook alweer?
  • 9:17 - 9:17
    10 tot de macht 7.
  • 9:17 - 9:22
    We gooien dus 10 miljoen keer zoveel waterstof ionen
  • 9:22 - 9:23
    in het water erbij.
  • 9:23 - 9:25
    Dus al deze hydroxide zal gebruikt worden.
  • 9:25 - 9:26
    Misschien gaat het daar naartoe.
  • 9:26 - 9:30
    En dus wordt de concentratie hiervan enorm naar beneden gehaald
  • 9:30 - 9:32
    omdat we zoveel zoutzuur erin doen.
  • 9:32 - 9:34
    En de concentratie van dit gaat omhoog omdat het slechts
  • 9:34 - 9:37
    zoveel van de hydroxide kan gebruiken.
  • 9:37 - 9:38
    En er is niet veel daarvan.
  • 9:38 - 9:40
    Er is slechts 10 tot de macht min 7 molair van dit.
  • 9:40 - 9:43
    Dus dit wordt uiteindelijk 1 molair.
  • 9:43 - 9:46
    En als dit 1 molair wordt? Omdat 10 tot de macht min 7
  • 9:46 - 9:48
    kun je eigenlijk zien als dat
  • 9:48 - 9:50
    alles wordt gebruikt met het spul hierzo.
  • 9:50 - 9:53
    Wat wordt dan uiteindelijk de concentratie van OH?
  • 9:53 - 9:58
    Nu, we weten al dat de pKw van water 14 is bij 25 graden,
  • 9:58 - 10:03
    en de pKw van water is gelijk aan de pH
  • 10:03 - 10:05
    van de oplossing plus jouw pOH.
  • 10:05 - 10:12
    Dus, de pH van zoutzuur was nul, toch?
  • 10:12 - 10:14
    We hebben 1 molair zoutzuur.
  • 10:14 - 10:19
    Dan is de pOH van 1 molair zoutzuur gelijk aan 14.
  • 10:19 - 10:24
    Dus hier is onze pOH gelijk aan 14.
  • 10:24 - 10:26
    Laten we dit nog eens doen maar dan met een base en
  • 10:26 - 10:26
    bereken wat de pH is.
  • 10:26 - 10:28
    Een sterke base.
  • 10:28 - 10:30
    En je zult zien dat het het tegenovergestelde is.
  • 10:30 - 10:35
    Dus je hebt bijvoorbeeld kaliumhydroxide.
  • 10:35 - 10:37
    Dat is een sterke base.
  • 10:37 - 10:43
    Dus het valt volledig uit elkaar in water naar kalium kationen.
  • 10:43 - 10:46
    Positief geladen ionen.
  • 10:46 - 10:50
    Plus nog hydroxide anionen.
  • 10:50 - 10:51
    Het valt volledig uit elkaar.
  • 10:51 - 10:53
    Dus het zit in een waterige oplossing, ik zal
  • 10:53 - 10:54
    het hier opschrijven.
  • 10:54 - 10:59
    .
  • 10:59 - 11:02
    Een waterige oplossing betekent gewoon dat het in water is, natuurlijk.
  • 11:02 - 11:05
    En als we 1 molair gebruiken: onthoud dat
  • 11:05 - 11:07
    de concentratie belangrijk is.
  • 11:07 - 11:07
    Je kunt gewoon zeggen:
  • 11:07 - 11:09
    zoutzuur had een pH van nul.
  • 11:09 - 11:09
    Wacht...
  • 11:09 - 11:11
    Je moet zeggen 1 molair zoutzuur
  • 11:11 - 11:13
    had een pH van nul.
  • 11:13 - 11:15
    En dat heb ik eigenlijk niet zo geschreven.
  • 11:15 - 11:15
    Ik zal het nog even schrijven.
  • 11:15 - 11:16
    1 molair.
  • 11:16 - 11:19
    .
  • 11:19 - 11:22
    En ik laat het aan jou om te bedenken wat de pH of de pOH
  • 11:22 - 11:24
    van 2 molair zoutzuur is.
  • 11:24 - 11:26
    Of van 10 molair zoutzuur.
  • 11:26 - 11:29
    Bereken maar wat daar de pH's van zijn.
  • 11:29 - 11:36
    Maar nu hebben we 1 molair van kaliumhydroxide.
  • 11:36 - 11:39
    .
  • 11:39 - 11:41
    We hebben 1 molair van dit.
  • 11:41 - 11:42
    En het valt volledig uit elkaar
  • 11:42 - 11:43
    als het in water terecht komt.
  • 11:43 - 11:47
    Dus je hebt hier niets meer van over.
  • 11:47 - 11:50
    Wat is de concentratie van OH?
  • 11:50 - 11:55
    Jouw OH concentratie zal 1 molair worden.
  • 11:55 - 11:56
    Toch?
  • 11:56 - 11:58
    Als je 1 mol per liter van dit had, dan zal je 1 mol per liter
  • 11:58 - 11:58
    van dit hebben.
  • 11:58 - 12:01
    Want dit allemaal zal oplossen in het water.
  • 12:01 - 12:02
    Dus wat is dan de pOH?
  • 12:02 - 12:05
    .
  • 12:05 - 12:08
    De pOH is gewoon de negatieve log van dit hier.
  • 12:08 - 12:10
    De log van 1 is gelijk aan 0.
  • 12:10 - 12:12
    De negatieve log van 0 is 0.
  • 12:12 - 12:19
    En dan wordt je pH in dit geval? Nu, je kan zeggen:
  • 12:19 - 12:20
    Oh, het was de waterstof concentratie.
  • 12:20 - 12:22
    Je weet niet wat de waterstof concentratie is,
  • 12:22 - 12:24
    maar je weet dat als je veel van dit erbij gooit,
  • 12:24 - 12:26
    het veel van het waterstof zal gebruiken en veel van het waterstof
  • 12:26 - 12:27
    zal dan verdwijnen.
  • 12:27 - 12:28
    Maar hoe meet je dat dan?
  • 12:28 - 12:29
    Maar dat weet je nog wel.
  • 12:29 - 12:32
    Bij 25 graden Celsius...
  • 12:32 - 12:34
    De evenwichtsconstante van water is gelijk aan
  • 12:34 - 12:37
    de pH plus de pOH.
  • 12:37 - 12:38
    Dat hebben we laten zien aan het begin van de video.
  • 12:38 - 12:43
    Dus 14 is gelijk aan jouw pH plus 0.
  • 12:43 - 12:45
    Dat was de pOH in dit geval.
  • 12:45 - 12:49
    Dus de pH is 14.
  • 12:49 - 12:52
    Dus als je 1 molair hebt, in dit geval van kaliumhydroxide,
  • 12:52 - 12:55
    1 molair van een sterke base,
  • 12:55 - 12:57
    ik schrijf het even op.
  • 12:57 - 13:05
    1 molair van een sterke base.
  • 13:05 - 13:08
    Onthoud: sterk is een officiele term binnen de scheikunde.
  • 13:08 - 13:11
    Dat betekent dat het volledig uit elkaar valt.
  • 13:11 - 13:17
    Dus je hebt een pH van 14 en een pOH van 0.
  • 13:17 - 13:22
    Als je 1 molair van een sterk zuur hebt...
  • 13:22 - 13:25
    Als iemand zegt dat hij een iets heeft met een pH van 0
  • 13:25 - 13:31
    dat hij misschien naar je wilt gooien, moet je dat afwijzen.
  • 13:31 - 13:34
    Want het zal jouw kansen...
  • 13:34 - 13:37
    In ieder geval...
  • 13:37 - 13:39
    Dus laten we zeggen dat je 1 molair sterk zuur hebt.
  • 13:39 - 13:47
    Dan is de pH nul en de pOH 14.
  • 13:47 - 13:50
    Misschien zal ik je in de volgende video iets laten zien.
  • 13:50 - 13:52
    Dit kan je misschien een indruk geven dat
  • 13:52 - 13:53
    het een absolute schaal is.
  • 13:53 - 13:57
    Dus 0 is zo zuur als je het krijgen kan en 14 is zo basisch als
  • 13:57 - 13:59
    je het krijgen kan als je de pH krijgt, maar
  • 13:59 - 14:00
    dat is niet het geval.
  • 14:00 - 14:01
    Je kunt hier eigenlijk boven gaan of
  • 14:01 - 14:02
    hier beneden gaan.
  • 14:02 - 14:07
    Dit was het toen je 1 molair van sterk zuur had.
  • 14:07 - 14:10
    En als je 2 molair van sterk zuur hebt, beter nog: als je
  • 14:10 - 14:11
    als je 10 molair had.
  • 14:11 - 14:11
    Toch?
  • 14:11 - 14:12
    Dus we hebben een waterstofconcentratie
  • 14:12 - 14:19
    van 10 molair.
  • 14:19 - 14:23
    Dus als je 10 molair van een sterk zuur hebt, dat doe je
  • 14:23 - 14:24
    in een waterige oplossing.
  • 14:24 - 14:27
    Dat is het per definitie als ik zeg molair.
  • 14:27 - 14:28
    Wat wordt dan jouw pH?
  • 14:28 - 14:33
    De pH wordt dan de negatieve log van 10.
  • 14:33 - 14:34
    De log, met grondtal 10, van 10 is gelijk aan 1.
  • 14:34 - 14:36
    10 tot de macht tot de eerste macht is 1.
  • 14:36 - 14:37
    Dus dit is gelijk aan min 1.
  • 14:37 - 14:40
    Dus de pH is dan min 1, als je 10 molair had
  • 14:40 - 14:45
    van zoutzuur of salpeterzuur of iets wat daar op lijkt.
  • 14:45 - 14:47
    Dat was het in ieder geval voor deze video.
  • 14:47 - 14:49
    Ik zie jullie bij de volgende video.
Title:
pH en pOH van sterke zuren en basen
Description:

Berekenen van de pH en pOH van sterek zuren en basen.

more » « less
Video Language:
English
Duration:
14:49
tvdrenth edited Dutch subtitles for pH, pOH of Strong Acids and Bases
tvdrenth edited Dutch subtitles for pH, pOH of Strong Acids and Bases
tvdrenth added a translation

Dutch subtitles

Revisions