Return to Video

Variables Expressions and Equations

  • 0:01 - 0:02
    Als we bezig zijn met simpele getaltheorie
  • 0:02 - 0:05
    zien we daar de concrete getallen.
  • 0:05 - 0:08
    We zien 23 + 5.
  • 0:08 - 0:09
    We weten wat deze getallen zijn
  • 0:09 - 0:10
    en we kunnen ze berekenen.
  • 0:10 - 0:12
    Dit wordt 28.
  • 0:12 - 0:14
    We kunnen 2 x 7 zeggen.
  • 0:14 - 0:17
    We kunnen 3 / 4 zeggen.
  • 0:17 - 0:19
    In al deze gevallen weten we precies
  • 0:19 - 0:21
    met welke getallen we bezig zijn.
  • 0:21 - 0:24
    Als we de algebraïsche wereld binnengaan
  • 0:24 - 0:26
    en je hebt hier waarschijnlijk al iets van gezien,
  • 0:26 - 0:30
    beginnen we met het idee van variabelen.
  • 0:30 - 0:32
    Er zijn meerdere manieren
  • 0:32 - 0:32
    om over variabelen te denken,
  • 0:32 - 0:35
    maar het zijn eigenlijk waarden en uitdrukkingen
  • 0:35 - 0:36
    die kunnen veranderen.
  • 0:36 - 0:38
    De waarden in deze uitdrukkingen kunnen veranderen.
  • 0:38 - 0:42
    Dus ik schrijf bijvoorbeeld
  • 0:42 - 0:45
    x + 5
  • 0:45 - 0:47
    en dat is een uitdrukking.
  • 0:47 - 0:48
    Deze kan een waarde aannemen,
  • 0:48 - 0:51
    afhankelijk van de waarde van x.
  • 0:51 - 0:57
    Als x gelijk is aan 1,
  • 0:57 - 1:02
    dan in x + 5, onze vergelijking hier,
  • 1:02 - 1:06
    is x gelijk aan 1,
  • 1:06 - 1:07
    want x is nu 1.
  • 1:07 - 1:08
    Het wordt 1 + 5.
  • 1:08 - 1:11
    Dus x + 5 zal gelijk zijn aan 6.
  • 1:11 - 1:17
    Als x gelijk is aan, zeg, -7,
  • 1:17 - 1:22
    dan zal x + 5 uitkomen op...
  • 1:22 - 1:24
    Nu x -7 is
  • 1:24 - 1:29
    wordt het -7 + 5, wat uitkomt op -2.
  • 1:29 - 1:29
    Dus let op.
  • 1:29 - 1:34
    x is hier een variabele
  • 1:34 - 1:38
    en zijn waarde verandert, afhankelijk van de context.
  • 1:38 - 1:40
    En dit is in de context van een uitdrukking.
  • 1:40 - 1:42
    Je zult dit ook zien in de context van een vergelijking.
  • 1:42 - 1:44
    Het is belangrijk om het verschil te begrijpen
  • 1:44 - 1:47
    tussen een uitdrukking en een vergelijking.
  • 1:47 - 1:50
    Een uitdrukking is simpelweg een weergave van waarde,
  • 1:50 - 1:52
    een weergave van een soort hoeveelheid.
  • 1:52 - 1:54
    Dus dit is een uitdrukking.
  • 1:54 - 1:57
    Een uitdrukking zou iets zijn als,
  • 1:57 - 1:58
    als wat we hier zagen.
  • 1:58 - 1:59
    x + 5
  • 1:59 - 2:01
    De waarde van deze uitdrukking zal veranderen,
  • 2:01 - 2:06
    afhankelijk van de waarde van deze variabele.
  • 2:06 - 2:09
    Je kunt dit berekenen voor verschillende waarden van x.
  • 2:09 - 2:11
    Een andere uitdrukking zou iets kunnen zijn als
  • 2:11 - 2:13
    y + z, bijvoorbeeld.
  • 2:13 - 2:14
    Nu is alles een variabele.
  • 2:14 - 2:17
    Als y 1 is en z is 2,
  • 2:17 - 2:19
    dan wordt dit 1 + 2.
  • 2:19 - 2:21
    Als y 0 is en z is -1,
  • 2:21 - 2:24
    dan wordt dit 0 + -1.
  • 2:24 - 2:26
    Dit kan allemaal worden berekend
  • 2:26 - 2:27
    en ze zullen je een waarde geven
  • 2:27 - 2:31
    die afhankelijk is van de waarde van de variabelen
  • 2:31 - 2:32
    die in de uitdrukking staan.
  • 2:32 - 2:34
    In een vergelijking worden twee uitdrukkingen
  • 2:34 - 2:35
    aan elkaar gelijk gesteld,
  • 2:35 - 2:38
    daarom heten ze 'vergelijkingen'.
  • 2:38 - 2:40
    Je vergelijkt twee dingen.
  • 2:40 - 2:43
    In een vergelijking wordt een uitdrukking
  • 2:43 - 2:45
    gelijkgesteld aan een andere uitdrukking.
  • 2:45 - 2:48
    Dus het zou iets kunnen zijn als...
  • 2:48 - 2:52
    x + 3 = 1
  • 2:52 - 2:54
    In deze situatie, waar je een uitdrukking hebt,
  • 2:54 - 2:58
    waar je één uitdrukking hebt met maar één onbekende,
  • 2:58 - 2:59
    kun je uitrekenen
  • 2:59 - 3:02
    wat x moet zijn in dit scenario
  • 3:02 - 3:03
    en je kunt het misschien zelfs uit je hoofd doen.
  • 3:03 - 3:05
    Wat plus 3 is gelijk aan 1?
  • 3:05 - 3:06
    Je kunt dat uit je hoofd doen.
  • 3:06 - 3:09
    Als x -2 is, is -2 + 3 gelijk aan 1.
  • 3:09 - 3:12
    Dus in deze context beperkt een vergelijking
  • 3:12 - 3:15
    welke waarde deze variabele aan kan nemen,
  • 3:15 - 3:17
    maar het beperkt niet altijd zo sterk.
  • 3:17 - 3:19
    Je kunt een vergelijking hebben als
  • 3:19 - 3:26
    x + y + z = 5
  • 3:26 - 3:28
    Nu heb je deze uitdrukking,
  • 3:28 - 3:29
    die gelijk is aan deze uitdrukking.
  • 3:29 - 3:32
    5, hier, is een uitdrukking.
  • 3:32 - 3:33
    En er zijn een paar beperkingen.
  • 3:33 - 3:35
    Als iemand je vertelt waar y en z voor staan,
  • 3:35 - 3:36
    dan kun je x berekenen.
  • 3:36 - 3:38
    Als iemand je vertelt waar x en y voor staan,
  • 3:38 - 3:40
    dan beperkt dat de waarde van z.
  • 3:40 - 3:42
    Maar het hangt af van deze verschillende waarden.
  • 3:42 - 3:44
    Dus, bijvoorbeeld,
  • 3:44 - 3:52
    we zeggen dat y 3 is en z is 2.
  • 3:52 - 3:53
    Wat zou x zijn in dit geval?
  • 3:53 - 3:58
    Dus als y 3 is en z is 2,
  • 3:58 - 3:59
    dan krijg je,
  • 3:59 - 4:00
    de linkeruitdrukking wordt dan
  • 4:00 - 4:02
    x + 3 + 2,
  • 4:02 - 4:05
    dat is x + 5,
  • 4:05 - 4:07
    want dit hier wordt 5.
  • 4:07 - 4:09
    Dus x + 5 = 5.
  • 4:09 - 4:11
    En wat + 5 = 5?
  • 4:11 - 4:13
    Nu we dit zo beperkt hebben
  • 4:13 - 4:14
    moet x wel...
  • 4:14 - 4:17
    moet x gelijk staan aan 0.
  • 4:17 - 4:18
    Belangrijk hier
  • 4:18 - 4:20
    is het verschil tussen
  • 4:20 - 4:21
    een uitdrukking en een vergelijking.
  • 4:21 - 4:22
    Een vergelijking is simpelweg
  • 4:22 - 4:24
    het vergelijken van twee uitdrukkingen.
  • 4:24 - 4:25
    Wat belangrijk is,
  • 4:25 - 4:28
    is dat een variabele verschillende waarden aan kan nemen,
  • 4:28 - 4:31
    afhankelijk van de context.
  • 4:31 - 4:33
    Om dit door te laten dringen
  • 4:33 - 4:35
    gaan we een aantal uitdrukkingen berekenen,
  • 4:35 - 4:38
    voor verschillende waarden van de variabelen.
  • 4:38 - 4:42
    Dus, als we bijvoorbeeld
  • 4:42 - 4:43
    de volgende uitdrukking hebben:
  • 4:43 - 4:48
    x tot de macht y
  • 4:48 - 4:52
    Als x dan gelijk is aan 5
  • 4:52 - 4:54
    en y is gelijk aan 2,
  • 4:54 - 4:56
    y is gelijk aan 2,
  • 4:56 - 4:59
    dan is de uitkomst van deze uitdrukking...
  • 4:59 - 5:02
    Als x hier 5 is,
  • 5:02 - 5:03
    x is 5,
  • 5:03 - 5:04
    y is 2,
  • 5:04 - 5:07
    dan wordt dit 5 tot de tweede.
  • 5:07 - 5:08
    En dat komt neer op
  • 5:08 - 5:10
    25.
  • 5:10 - 5:12
    Als we de waarden veranderen,
  • 5:12 - 5:14
    als we voor de waarde van x,
  • 5:14 - 5:16
    even dezelfde kleur pakken,
  • 5:16 - 5:21
    als we x gelijkstellen aan -2
  • 5:21 - 5:25
    en y aan 3
  • 5:25 - 5:28
    dan zou deze uitdrukking neerkomen op,
  • 5:28 - 5:30
    weer even de juiste kleur pakken,
  • 5:30 - 5:32
    dat zou neerkomen op,
  • 5:32 - 5:35
    -2, dat vullen we in voor x
  • 5:35 - 5:37
    in deze context
  • 5:37 - 5:38
    en y is 3.
  • 5:38 - 5:42
    -2 tot de derde macht,
  • 5:42 - 5:45
    dat is -2 x -2 x -2
  • 5:45 - 5:47
    dat is -8
  • 5:47 - 5:49
    -2 x -2 = +4
  • 5:49 - 5:52
    4 x -2 is -8.
  • 5:52 - 5:53
    is -8.
  • 5:53 - 5:56
    Dus afhankelijk van deze waarden...
  • 5:56 - 5:58
    We kunnen nog complexere dingen doen.
  • 5:58 - 6:00
    We kunnen een uitdrukking hebben als
  • 6:00 - 6:07
    de vierkantswortel van x + y min x.
  • 6:07 - 6:12
    Als x gelijk is aan 1
  • 6:12 - 6:16
    en y is gelijk aan 8,
  • 6:16 - 6:19
    dan zou deze uitdrukking neerkomen op...
  • 6:19 - 6:21
    Voor elke x vullen we een 1 in,
  • 6:21 - 6:23
    dus hier staat dan een 1
  • 6:23 - 6:25
    en hier staat dan een 1.
  • 6:25 - 6:27
    En voor elke y
  • 6:27 - 6:28
    vullen we een 8 in.
  • 6:28 - 6:31
    In deze context zetten we de variabelen
  • 6:31 - 6:32
    zo dat hier een 8 staat.
  • 6:32 - 6:35
    Dus onder het wortelteken staat 1 + 8.
  • 6:35 - 6:38
    Dus de vierkantswortel van 9, dat is 3.
  • 6:38 - 6:41
    Dus in deze context wordt dit gemakkelijker.
  • 6:41 - 6:43
    Als we deze waarden toewijzen aan de variabelen,
  • 6:43 - 6:46
    kun je dit vereenvoudigen tot 3.
  • 6:46 - 6:47
    1 + 8 is 9,
  • 6:47 - 6:49
    de wortel daarvan is 3
  • 6:49 - 6:51
    en dan krijg je 3 - 1
  • 6:51 -
    wat gelijk is aan 2.
Title:
Variables Expressions and Equations
Description:

Introduction and examples of variables, expressions and equations

more » « less
Video Language:
English
Duration:
06:55
Cirwen added a translation

Dutch subtitles

Revisions